header afbeelding artikel
header afbeelding artikel
header afbeelding artikel
header afbeelding artikel
2
SCROLL

Beste collega,

We zijn alweer aangekomen bij het tweede swipezine, het digitale magazine over onze personeelsdag, met een terug- en een vooruitblik.

Deze dag stond in het teken van het (hernieuwd) kennismaken met verschillende perspectieven over ons vak en alles wat daarbij komt kijken. We hebben bevlogen mensen aan het woord gelaten die ons op allerlei gebieden wisten te inspireren. Maar vooral was deze dag een stap in het vormgeven van onze visie voor de komende jaren. Welke keuzes gaan wij samen maken voor ons onderwijs, ons werk en onze samenwerking met alle partners?

Iemand die mij al jaren inspireert is Jan Jaap Hubeek met zijn Meesterwerk Podcast – Een serie gesprekken. In deze podcasts stelt hij altijd de vragen die de luisteraar uitdagen tot nadenken. Ook zoekt hij nooit de gemakkelijke weg. Onze paden hebben zich een aantal jaar geleden gekruist en sindsdien hebben we een fijne vriendschap kunnen vormgeven, met als basis het leren en ontwikkelen van mensen.

Als kind vond hij school 'niet zo leuk'. "Ik paste niet in het gemiddelde." Zo was de Cito-toets echt een probleem voor hem. "Dat heeft mij heel lang een naar gevoel gegeven, dat ik niet goed genoeg was." Gelukkig is het allemaal goedgekomen met Jan Jaap. Uiteindelijk kreeg hij de leerkracht die in staat was uit te zoomen. Die leerkracht zei tegen hem: "Jij houdt ervan jezelf te verwonderen, van reizen en lezen". Dat gaf hem vertrouwen, gaf hem een ander perspectief. Daarmee zag hij Jan Jaap zoals hij was.

Dat andere perspectief heeft hem destijds enorm geholpen. En sterkt mij in de gedachte dat we eigenlijk allemaal 'op reis' moeten. Om zo de bedoeling van het onderwijs voor onszelf scherp te krijgen. Daarom gaan we, als Amstelwijs, met elkaar op expeditie. Om zo tot een strategisch vergezicht te komen, met elkaar. Dat kan ongemakkelijk zijn. Want we gaan morrelen aan hoe we het altijd gedaan hebben. Maar wij doen dit samen.

Mijn advies is: volg je instinct en volg je innerlijke kompas. Geniet van de expeditie die jij onderneemt. En deel je inzichten met elkaar. Wellicht kan de inhoud van dit swipezine jou onderweg ondersteunen.

Ik wens jou ook nu weer veel leesplezier.

Haico van Velzen
Directeur Bestuurder Amstelwijs

Deel dit artikel
header afbeelding artikel
header afbeelding artikel
3
SCROLL

Waarvoor dient het onderwijs? Het antwoord op deze vraag kan richting geven aan hoe het ook anders zou kunnen. Zoals het nu gaat – met klassen, een gebouw, rapporten – lijkt heel vanzelfsprekend. Maar is dat ook zo? Gaan we op die vertrouwde weg verder, dan krijgen we meer van hetzelfde, weet Claire Boonstra van Operation Education. Zij gaat daarom terug naar de basisvragen. Welk onderwijs willen we eigenlijk? En welke rol zie jij dan voor je, als leerkracht?

“Als je leerkrachten vraagt waarom ze in het onderwijs werken, krijg je als antwoord: ‘ik wil kinderen iets meegeven’, ‘ik wil hen een veilige bodem geven voor de rest van hun leven’ of ‘ik wil dat kinderen zich lekker voelen in de klas’. Je hoort niemand zeggen: ‘Ik wil kinderen zo hoog mogelijk laten komen’." Toch doen we dat, constateert Claire Boonstra. Om dat te verklaren moeten we terug naar vier grotere ontwikkelingen, stelt zij.

1. Normaalverdeling

De Belgische Adolphe Quetelet was in de 19de eeuw astronoom en statisticus. Hij was medebedenker van de BMI, maar ook van de IQ-curve. Hij bedacht de normaalverdeling, met gemiddelden en standaarddeviatie. Een gemiddelde kun je op iedereen leggen. Bijvoorbeeld wanneer een kind klaar is om te lezen: ergens tussen april groep 2 en november groep 4. Gaat het anders, dan worden we nerveus en spreken we van een stoornis. En als het dan om lezen gaat, vinden we het belangrijk dat het gestructureerd gaat. Maar bij leren lopen bijvoorbeeld niet. Een kind begint met lopen tussen 9 en 18 maanden. Begint iemand eerder, dan zeggen we heus niet: ‘Hoho, daar ben jij nog niet aan toe!’ En als het kind kruipen en bilschuiven overslaat en meteen gaat lopen, dan mag dat wél.

2. Hoog vs. laag

Rond de eeuwwisseling introduceerde de Britse statisticus Sir Francis Galton het onderscheid in hoog en laag. Hij wilde de tien beste mannen laten trouwen met de tien beste vrouwen, zodat er meer kinderen van het ‘hoogste niveau’ zouden komen. Hieraan hebben we woorden als laag- en zwakbegaafd overgehouden.



3. Vervangbare units

De Amerikaanse werktuigbouwkundige Frederick Winslow Taylor bedacht rond dezelfde tijd een methode, waarin hij menselijk falen in het productieproces onder controle bracht door vervangbare units van ze te maken. Wie ‘hoger’ was opgeleid werd automatisch denker, de ‘lager’ opgeleiden volger en doener. Maar wie bepaalt wie hoog- en wie laagopgeleid is? Een vraag die ook voor het onderwijs geldt...

4. Cito

De Nederlandse psycholoog Adriaan de Groot ontwikkelde in 1961 de Cito-toets vanuit het idee dat hij het gangbare systeem niet eerlijk vond. Met zijn toets kon ‘eerlijk’ het niveau van leerlingen vastgesteld worden. Het was de tijd waarin ook computers opkwamen. Daardoor was zijn methode commercieel goed te verkopen. De overheid stelde vast wie waarnaartoe mag: slechts 20% mag naar het vwo want dat is duur, 30% naar havo en 50% naar ‘lagere’ opleidingen. Er wordt bovendien alleen taal en rekenen getoetst, want Cito kan slechts goed en fout toetsen. Cito is daarmee niet bedoeld om te bepalen wat kinderen echt kunnen, maar om ze uiteen te drijven en om uiteindelijk te bepalen wie wel en niet naar het vwo mag.



Regeneratief onderwijs

Kunnen we het ook anders doen? Ja, stelt Claire. “We hebben steeds meer door dat we onderdeel zijn van de natuur. Als we die nu eens centraal stellen? Dat noemen we regeneratief onderwijs. Wanneer we de maatschappij als een levend ecosysteem zien, kunnen we de school dan ook meer zo zien? Wat is de bedoeling van educatie? Je komt dan snel op: leren ontdekken wie je bent, samen het leven leren en verantwoordelijkheid nemen voor je eigen leven en de samenleving. Je kunt zeggen dat ‘het systeem’ je tegenhoudt om dit te realiseren. Maar het systeem, dat zijn wij allemaal.”

Meer weten?

Bekijk hier de presentatie van Claire Boonstra die zij gaf tijdens de Amstelwijsdag in het Amsterdamse Bos.

Actueel

Zondagavond 3 april was er een uitzending van Pointer waarin ouders, leraren, schoolleiders en bestuurders zich uitspreken over de werking van de toets, en het Cito reageert. Hier kun je de uitzending terugkijken, hier een radio 1 interview terugluisteren en hier meer lezen over het onderzoek dat Pointer heeft gedaan.

De volgende dag kwam minister Wiersma met een kamerbrief waarin hij ontkende dat kinderen ten opzichte van elkaar worden vergeleken in de (eind)toets. Dit was voor Claire Boonstra een reden om de werking van de cito/ eindtoets nog eens uit te leggen: https://www.linkedin.com/pulse/minister-wiersma-begrijpt-de-eindtoets-niet-claire-boonstra/

Na dat artikel kreeg Claire een uitnodiging van de minister. Zij zullen op 11 mei mei met elkaar in gesprek gaan. Claire: “Dit is een mooie aanleiding om ons te verenigen. Dat we samen gaan staan voor onderwijs gericht op de volledige ontplooiing van het kind en dat respect bijbrengt voor mensenrechten, vrede en verdraagzaamheid, verschillende culturen en het milieu. Dit is in lijn met het Verdrag van de Rechten van het Kind, specifiek daarin Artikel 29 over het doel van onderwijs.”

Deel dit artikel
header afbeelding artikel
header afbeelding artikel
4
SCROLL

Wat kan in ons werk beter? Zo’n 35 collega’s bedachten tijdens de Amstelwijsdag in een ‘open space’ mogelijke oplossingen. De sessie werd geleid door Kennisland. Van talentontwikkeling tot groeps-doorbroken leren. Dit waren de rode draden van de gesprekken in drie subgroepjes.

Focus je je op de zwakke punten of stimuleer je juist de sterke?

Wanneer je inzet op wat goed gaat, worden de verschillen met wat minder goed gaat groter. “Maar je leest vaak wel wat een kind níet goed kan. Hoe frustrerend is dat?”, opent een deelnemer deze discussie.
Je komt dan al snel bij de vraag waarvoor onderwijs is bedoeld: resultaten bereiken of leren leven? Dat leren leven mag meer aandacht krijgen, vinden de deelnemers aan dit gesprek. Maar toch: hoe voorkom je dat een kind dan te ver achter raakt? Je wilt er immers bij horen. “Dan moet je dus steeds blijven zeggen: wij zijn gelijk”, oppert een deelnemer. “Ja, maar kinderen weten van elkaar wie ergens goed in is en wie niet”, brengt een ander daar tegenin.
Volgens een van de deelnemers kijkt het sbo juist naar talenten. “Leerlingen kunnen ook allerlei praktische dingen doen of bijvoorbeeld taekwondo-les volgen of naar yoga gaan. Dat zouden we ook vaker moeten aanbieden. Ik mis dat best in het reguliere onderwijs.”



Hoe doorbreek je het systeem?

Móet je het systeem eigenlijk wel willen doorbreken, is de vraag ónder deze vraag. “Je kunt immers ook gewoon je keuzen verantwoorden richting de inspectie", stelt een van de deelnemers aan deze discussie. Als voorbeeld wordt de vrije school genoemd, waar wordt afgeweken van het reguliere systeem. Maar, wordt daar meteen aan toegevoegd, ook vrije scholen moeten aan steeds meer regels voldoen.
Regels, normen – ze worden door veel deelnemers aan deze discussie als beklemmend ervaren. Dat de Cito-toets straks leidend wordt in plaats van het advies van school, roept bovendien twijfels op. Ook al is het idee erachter positief: kansenongelijkheid voorkomen door feitelijke resultaten boven de mening van een school te plaatsen, de weerstand overheerst: “Ik ben tégen de Cito-toets. Wij zíjn de Cito-toets, wij kennen een kind veel beter.”


Wat doe je met talenten in je klas?

Laat het kind zelf bepalen wat diens talenten zijn, opent een leerkracht dit gesprek. Maar, zo brengt een ander daar tegenin, dat is best ingewikkeld, met 27 leerlingen in een klas. "En je moet zoiets als Iederwijs voorkomen, een beetje kaderen is wel goed.”
Het gaat erom dat we de mogelijkheden bieden om talenten te ontwikkelen, vinden de deelnemers aan dit gesprek. En daar is Tim, de initiatiefnemer van dit vraagstuk, het mee eens: “Waarom zou je niet naar de Gerrit Rietveld Academie kunnen als je drie keer op de mavo gezakt bent? Waarom is er geen plusklas voor kinderen die heel goed kritisch denken of ergens anders heel goed in zijn?”
Nadruk in het onderwijs ligt nu te veel op de traditionele vakken, daar is iedereen het over eens. En wat is talent eigenlijk? Een kind kan emotioneel bijvoorbeeld heel sterk zijn. “Laatst zei een leerling mij dat hij geen ‘slecht advies’ wilde", aldus een van de deelnemers. "Daarmee bedoelde hij vmbo. Waarop ik zei: ‘Als ik jou een vwo-advies geef, dán geef ik jou een slecht advies’. Ik zeg dat ook tegen ouders. Zoals die keer dat een moeder bij de start van groep 8 zei: ‘Zo, nu komt het er voor mijn kind op aan’. Ik zei haar toen dat het er al zeven jaar op aan komt.”

Open space



Kennis, inzichten en visies verzamelen, ongeacht wie het zegt en welke functie iemand vervult: dat kan met 'open space', een werkvorm die helemaal past bij het Rijnlands model. Verspreid over één ruimte stellen inbrengers van vraagstukken zich op. Zij zijn de initiatiefnemers. Andere deelnemers sluiten zich aan bij een initiatiefnemer wanneer ze over diens vraagstuk willen meedenken. Dat doe je staand, want dat stimuleert een actiever denkproces en je kunt dan makkelijker naar een andere initiatiefnemer lopen. Het idee is namelijk dat als je denkt niets meer toe te kunnen voegen aan het gesprek, je naar een ander vraagstuk gaat. Je kunt daar weer frisse inzichten inbrengen. Of je loopt weer verder. Je bent dan een ‘toerist’. Of ben je een ‘randfiguur’? Dan ga je naar de ‘lobby’ om daar te praten met andere randfiguren of deelnemers die even koffie of thee halen. Dit levert ook weer interessante gesprekken op, soms los van de ingediende vraagstukken.
Zijn er veel vraagstukken, dan kun je die ook opsplitsen in twee rondes. De initiatiefnemers presenteren tot slot de opbrengst van de gesprekken, zodat iedereen dat meekrijgt. Spelregels: Spreek vanuit je hart. En: wat er gebeurt, gebeurt er. Dus maak je geen zorgen dat ‘de juiste persoon’ in het gesprek mist.

Deel dit artikel
header afbeelding artikel
header afbeelding artikel
5
SCROLL

Tijdens onze expeditie hebben we een goedgevulde backpack mee, met inspirerende publicaties. Zo zorgen we voor voldoende voedsel voor de geest en voor mentale inspiratie onderweg. Wat zit er zoal in die backpack? Dit keer: ‘We moeten spelen’ van Rob Martens, hoogleraar bij de faculteit Onderwijswetenschappen van de Open Universiteit. Zijn specialismen: onderwijsvernieuwing en motivatieprocessen.

Spelen ontsluiert



We moeten spelen: dat stelt Rob Martens in zijn gelijknamige boek. Hij ontrafelt daarin wat spelen precies is. Dat doet hij in de vorm van een verwondertocht, dwars door verschillende onderzoekstradities heen.

Iedereen weet wat spelen is, maar zelfs de grootste denkers komen niet tot een sluitende definitie, stelt hij. Iets aan spel ontsnapt altijd aan ons begrip, aan een zorgvuldige inkadering. En dat is ook goed, vindt hij.

In zijn boek verkent hij voorbeelden, ontsluiert kenmerken van spelen en boort evolutionair-psychologische en pedagogische lagen aan. Daarbij lanceert hij de stelling dat spelen een essentiële kwaliteit van ons mens-zijn is, van het leren kennen van onszelf, de ander én de wereld.

‘Wat moet je nalaten?’

‘Intrinsieke motivatie zit van nature in ons. Dat hoef je niet te leren. Maar je kan die intrinsieke motivatie wel verstoren. Om in een klassiek-schoolse setting leerlingen bij hun intrinsieke motivatie te laten komen, moet je je eerder afvragen: wat bedreigt die motivatie, wat moet je nalaten?’

Aldus Rob Martens in een interview met Johannes Visser van De Correspondent. In dat artikel pleit hij voor meer spel. “In een psychologisch veilige omgeving bloeien spel en intrinsieke motivatie als het ware vanzelf op. Dat zit in ons, dat is wie wij zijn.’

Lees hier het hele artikel.

Deel dit artikel
header afbeelding artikel
header afbeelding artikel
6
SCROLL

We maken van alles mee en dat leggen we zoveel mogelijk vast. Dat doen we in de vorm van visuele reisimpressies. Deze keer van de Open Space sessie, tijdens de personeelsstudiedag van 31 maart in het Amsterdamse Bos.

Deel dit artikel
header afbeelding artikel
header afbeelding artikel
7
SCROLL
A
A
A

Verbinding, vertrouwen, vakmanschap en inspiratie: dat zijn vier kernbegrippen van Amstelwijs. Maar wat verstaan we daar precies onder? En hoe geven we daar nu al vorm aan? Het woord is aan Nienke Egtberts en Annik van Keer.



Vakmanschap volgens…

Nienke Egtberts, adjunct-directeur OBS Jan Hekmanschool

‘Onderwijs meer van deze tijd maken’

“Ik denk bij vakmanschap aan: autonoom zijn, je laten inspireren, jezelf verder ontwikkelen en zoeken naar mogelijkheden om het onderwijs te verbeteren. Ik heb de opleiding ‘Expeditie leiderschap’ gedaan bij Claire Boonstra. Op school voeren we onderwijsgesprekken over bijvoorbeeld toetsen, de groei-mindset, waar we trots op zijn, wat de bedoeling is van ons onderwijs en hoe we dat kunnen vormgeven. Dat willen we samen met ons team verder doen. Ik wil onderwijs meer van deze tijd maken: wat hebben kinderen nodig? En ik wil meer aandacht voor het proces in plaats van voor resultaten. De huidige tijd vraagt dat.”



Verbinding volgens…

Annik van Keer, lid Raad van Toezicht Amstelwijs:

‘Overal ontstaan nieuwe verbindingen’

“Verbinding: daar begint alles mee. Als lid van de Raad van Toezicht van Amstelwijs kan ik in mijn ivoren toren blijven zitten. Maar wie zijn al die leerkrachten die dagelijks ons onderwijs vormgeven? Wat zijn hun dilemma’s? Wat zijn hun drijfveren? En vanuit mijn positie geredeneerd: hoe kan ik ruim baan bieden aan het Rijnlands Denken? Op zo’n dag als vandaag, waarop we allemaal op expeditie gaan, zoek ik daarom de verbinding. Ik leer van wat ik tegenkom en geniet van de stappen die we met elkaar zetten: ik zie als het ware overal nieuwe verbindingen ontstaan.”

Deel dit artikel
header afbeelding artikel
header afbeelding artikel
8
SCROLL

Wil je dat jouw leerlingen de lesstof kunnen opnemen, dan zullen ze je eerst moeten vertrouwen. Daarom moeten leerkrachten pedagogiek vóór didactiek plaatsen. Dat stelt ontwikkelingspsycholoog Steven Pont. “Een belangrijke halte in het leven is school. Vergeet niet hoe belangrijk jullie zijn. Jullie hebben goud in handen.”

Iedereen wordt met een onbelast verleden geboren. Van daaruit doe je ervaringen op in de buitenwereld. Vervolgens lopen we allemaal beschadigingen op. Leerlingen, maar ook de leerkracht zelf. Steven: ‘’Niet rationeel gedrag kan heel logisch zijn. Als de ervaringen van kinderen met gezag negatief zijn, dan wapenen ze zich tegen de leerkracht. Ze voelen zich bedreigd. Dat kun je ze niet kwalijk nemen. De leerkracht moet dan niet zijn relatie met de leerling repareren, maar dat wat in een eerdere relatie schade heeft berokkend. Een leerling kan bijvoorbeeld behoeft hebben aan duidelijkheid of dat er naar hem geluisterd wordt. Wordt hij begrepen en weten we het vertrouwen te winnen, dan kan het kind zich uiteindelijk weer overgeven aan de medemens.”



Professionele houding

Steven benadrukt dat leerkrachten zelf altijd in de spiegel moeten blijven kijken. Ook zij hebben immers een wordingsgeschiedenis. ‘’De leerkracht moet afstand nemen van wie hij of zij zelf is. De meeste mensen zitten nu eenmaal niet fraai genoeg in elkaar om zichzelf te zijn. Het is goed dat er enige correctie wordt uitgevoerd op datgene wat je doet. We noemen dat een professionele houding. Een kind met hechtingsproblematiek is niet op zoek naar iemand die alles voor hem wil doen en hem telkens begripvol toespreekt. Het kan heel goed dat dit door jouw eigen geschiedenis wel jouw manier is. In je werk moet je daar uit kunnen stappen. Dit kind is op zoek naar veiligheid en vertrouwen. Geef hem dat. Van daaruit kan hij didactische kennis opdoen.”

Lees in de derde editie:

“Leren is durven falen. In een onveilige situatie durft niemand te falen.”

Deel dit artikel
header afbeelding artikel
header afbeelding artikel
9
SCROLL

We zijn op weg. Naar een nieuw strategisch vergezicht voor Amstelwijs. En we zoeken op individueel niveau naar nieuwe inzichten om toe te passen in onze dagelijkse praktijk. Wat zijn zoal zaken die we nu al kunnen veranderen? We volgen een aantal professionals op hun pad naar verandering. En vragen hen: wat heb jij afgelopen maand anders gedaan? En wat ga jij morgen anders doen?


Kimberley Frankvoort, leerkracht OBS Michiel de Ruyter:

‘Anders met kinderen in gesprek’



“Wij zijn in de groepen 5 druk bezig met een workshop 'Heldinnen'. Ik merk dat de combinatie van deze workshop en de Amstelwijsdag ervoor heeft gezorgd dat ik op een andere manier met kinderen in gesprek ben. Ik ben meer gefocust op hoe kinderen zich voelen in de klas en hoe zij met een fijn en vertrouwd gevoel les krijgen van mij. Ik merk dat dit zorgt voor meer meningen en verhalen van de kinderen. De kartrekkers op de MdR hebben ook nieuwe stappen gemaakt op verschillende gebieden wat weer zorgt voor ontwikkeling in het team. Erg leuk om dit te zien en om van dichtbij mee te maken.
We gaan wel na de vakantie voor het eerst met alle fakkeldragers afspreken en een plan voor aanpak maken. Ik ben erg benieuwd hoe dat gaat en wat voor nieuwe inzichten wij dan krijgen!”


Devi Nijhof, leerkracht OBS De Westwijzer:

‘Elke ochtend een check-in’



“Ik ben sinds de Amstelwijsdag wat meer gaan doen aan de relatie met het kind. Ik experimenteer of ik die relatie op andere manieren kan vormgeven. Zeker bij lastig gedrag probeer ik meer op het contact te gaan zitten, in plaats van te denken in consequenties. Als iemand de les verstoort, bedenk ik al snel een kortetermijnoplossing. Maar dat zou eventuele negatieve gevolgen kunnen hebben voor de relatie met het kind. Daar probeer ik me allereerst bewuster van te worden en wellicht ook andere keuzes te maken.”


Brigit de Roode, leerkracht OBS Piet Hein:

‘Ik zet mezelf op de rem’



“Ik merk dat ik sinds de Amstelwijsdag veel bewuster nadenk over de kinderen en hoe het met ze gaat. En dat het me lukt om meer afstand te houden. Wanneer ik iets signaleer, zet ik mezelf nu echt op de rem. Ik tel tot twintig en denk dan: waar zou dit gedrag vandaan kunnen komen? Wat kan ik doen om de goede vragen te stellen? Hoe blijf ik vrij van mijn gebruikelijke vooroordelen? Na de meivakantie wil ik meer gesprekken houden met mijn plusklas-kinderen. Zodat ik ze nog beter kan leren kennen.”


Monique Zijlstra, leerkracht OBS De Pioniers:

‘Positievere bewoordingen zoeken’


“Sinds de inspiratiedag ben ik mij nog bewuster geworden van mijn handelen en het effect daarvan op de sfeer in de groep. Ik probeer positievere bewoordingen te zoeken. En ik geef de kinderen ook de tijd om zelf naar oplossingen te zoeken. Ik ben er nog niet aan toe gekomen, maar het voornemen is ook om de kinderen vaker in kleine groepjes aan elkaar hun verhaal te laten vertellen. Met daarna een korte terugkoppeling naar de hele groep waarbij we ook het gevoel van anderen kunnen bespreken. Zodat ze meer begrip krijgen voor de ervaringen en gedragingen van anderen.”

Deel dit artikel

Deel via