Ga terug

Gedragskeuzes en besluitvorming


De (ir)rationaliteit van gedragskeuzes bij onzekerheid

“Het zit diep ingebakken in mensen om controle te willen hebben over hun leven”, vertelt Frenk van Harreveld, hoogleraar Sociale psychologie en directeur van het Research Institute of Psychology aan de Universiteit van Amsterdam. Hij onderzoekt psychologische onzekerheid en de invloed daarvan op menselijk gedrag en besluitvorming.



Gevoelens van onzekerheid zijn intrinsiek verbonden aan het bestaan van een asielzoeker. Wanneer mensen te horen hebben gekregen dat ze geen verblijfsrecht (meer) krijgen in Nederland spelen daarbij nog meer gevoelens van gebrek aan controle. Terwijl: hoe meer wij mensen het gevoel hebben van controle, hoe beter we ons voelen.

Bij verlies ervan onderschatten we vaak de risico’s, stelt Van Harreveld. “Mensen denken dat je door ‘slim nadenken’ de regie kunt herpakken bij onzekere situaties waar ze controlegebrek ervaren. Maar in werkelijkheid word je juist minder rationeel. We lijden daarbij aan onrealistisch optimisme: we overschatten de controle die we hebben. En dat heeft veel invloed op de keuzes die wij dan maken.”

Houvast, orde en structuur

Daarbij spelen veel algemene patronen en mechanismen. Zo vinden we het pijnlijker om iets te verliezen wat we al hebben, terwijl we iets dat we niet hebben minder belangrijk vinden om te krijgen. Daarbij heeft framing een belangrijke invloed op de keuzes die we maken. Afhankelijk van hoe het is geframed, kiezen mensen tijdens een pandemie voor veiligheid (‘mensen redden’) of nemen ze meer risico (‘kansen verminderen op verliezen’), ook al zijn de getalsmatige uitkomsten gelijk. Onze hang naar voorspelbaarheid kan ook onze rationaliteit laten afnemen. We willen graag houvast, orde en structuur en compenseren onzekerheid daarom bijvoorbeeld met religie, vertrouwen in de overheid of complottheorieën. Zo horen we liever een vervelende zekerheid (duidelijke uitkomst), dan iets wat minder vervelend is maar onzekerder (onduidelijke uitkomst).

Beschikbaarheid en herkenbaarheid speelt daarbij een belangrijke rol. Zo blijken we banger voor verlies van controle bij een risico dat we ons levendiger kunnen voorstellen dan voor risico’s waar we niet veel van weten. Mensen zijn bijvoorbeeld banger voor een vliegtuigongeluk of de aanval door een haai (wat we kennen uit films) dan voor overlijden door de val van een trapje. Terwijl dat laatste jaarlijks in Nederland 6.200 keer voorkomt. Ook hebben we liever een lagere beloning direct in onze handen, dan een hogere volgende maand.

Vertrek als ‘winst’

Nu is onzekerheid in een mensenleven natuurlijk onvermijdelijk. Maar het bewustzijn van die fundamentele behoefte om aan het stuur te willen zitten, kunnen we zeker inzetten in ons werk binnen de migratieketen. Bij onze doelgroep die te horen heeft gekregen dat ze niet in Nederland mogen blijven, is er sprake van lage controle over hun leven. Asielzoekers hebben vanwege angst en controleverlies vaak behoefte aan manieren om die gevoelens te compenseren. Hierop kunnen we ons werk aanpassen.

Door bijvoorbeeld andere ‘framing’ van de mogelijkheden van terugkeerders zouden we mogelijk meer kunnen bereiken. De keuze die we eerst als ‘verlies’ definieerden, zouden we op een bepaalde manier als ‘winst’ kunnen definiëren; vertrek meer als winst laten voelen. “Voorspelbaarheid is hierin een heel belangrijke factor”, geeft Van Harreveld aan.

Zijn advies voor ons werk: “Wees concreet en geef meer houvast in de vorm van tijdspad, orde en structuur. Dit appelleert aan die behoefte aan zekerheid boven onzekerheid en het vermindert de abstracte psychologische afstand. Maak de toekomst zo tastbaar mogelijk. Niet alleen voor de uitgeprocedeerde asielzoekers, maar eigenlijk overal waar je in samenwerking wat wilt bereiken!”


Aan de slag met gedrag!

We moeten meer in gesprek met de mensen waar het om gaat. Nu gaan we te veel uit van aannames, vindt gedragsdeskundige Jonas Wachner. “Praten met de doelgroep dus!”



“We zijn niet alleen in ons brein”, onderstreept gedragsdeskundige Jonas Wachner gelijk aan het begin van zijn sessie. Veel van ons gedrag is onbewust, als mens kun je nu eenmaal niet over alles bewust nadenken. Wachner neemt met zijn publiek de proef op de som en vraagt hen om een schadevergoeding te bepalen. Hij laat daarbij een deel van de groep een getal zien. De ander groep niet. Dit anker beïnvloedt onbewust de hoogte van het bedrag dat vervolgens door de eerste groep wordt gegeven.

Kortom: Het gedrag dat iemand vertoont, moeten we dus niet alleen maar opvatten als logisch gedrag. We moeten bewust zijn dat irrationele processen meespelen. En dat bewustzijn komt niet vanzelf. Daarvoor moeten we ook in gesprek met de mensen waar het om gaat. “Als overheid doen we bijvoorbeeld veel aannames over burgers. Een uitvraag doen helpt om te kijken wat er echt speelt. Praten met de doelgroep dus!”

Kennis geeft inzicht

Niet elke doelgroep is hetzelfde. De vragen die voorbijkomen vanuit de aanwezige professionals geven dat wel aan. Hoe zorg je ervoor dat mensen die met agressie te maken hebben, dat melden? Hoe zorg je ervoor dat mensen bij trainingen zich inschrijven of niet last minute afmelden? Een regievoerder van detentiecentrum Rotterdam vraagt: hoe kunnen we een vreemdeling in bewaring laten berusten in de situatie, zodat die zijn verzet staakt?

Wachner vraagt door wat het concrete gewenste gedrag hier is. Het accepteren van het vertrek gaat over een opvatting. Dat is een ander verhaal, ook ethisch gezien, dan het veranderen van gedrag. Denk aan het voorkomen van agressie.

Een aanwezige geeft op basis van haar ervaringen bij de IND aan dat anti-agressietrainingen voor dat laatste goede adviezen kunnen geven, zoals het erkennen van emotie en daar ruimte voor geven.

Wachner geeft aan dat gedragsdenken verder gaat dan omgaan met emoties. Ook hier kan praten met de doelgroep inzicht bieden. Waar storen vreemdelingen zich aan? Waar voelen ze zich gekwetst? En wat zijn dan zaken waar je nog iets aan kunt doen? Er valt altijd nog veel te leren. Die kennis geeft inzicht in mogelijke oplossingen. Een voorbeeld: misschien dat de spreekkamer rustgevender kan worden ingericht.


Gedragsnetwerk

Om kennis te delen, advies te geven en interventies te testen voor en door ambtenaren die worstelen met een gedragsvraagstukken, bouwt Wachner bij het ministerie van Justitie en Veiligheid aan een gedragsnetwerk. Als onderzoeker is hij werkzaam bij de speciale Directie X – Innovatie, Kennis en Strategie – gericht op het effectief anticiperen op onze omgeving en richting geven aan innovatiebeleid. Nu is hij bijvoorbeeld bezig met onderzoek naar limieten stellen bij gokken en het al dan niet melden van uitbuiting van au pairs.

Maar zijn oproep voor het gedragsnetwerk is breed verspreid over alle onderdelen binnen het ministerie. Eerdere experimenten lieten al grote effecten zien: door toepassing van gedragsinzichten gooien gedetineerden minder eten weg, waardoor de Dienst Justitiële Inrichtingen 25 procent minder voedsel hoeft in te kopen. Ook grijpen jongeren zelf eerder in bij straatintimidatie en zijn er minder incidenten tijdens de jaarwisseling, waardoor er minder politie op straat nodig is.

Benieuwd naar effectief gedrag veranderen binnen uw eigen organisatie? Of wilt u weten hoe u onderdeel kunt worden van het JenV gedragsnetwerk? U kunt in contact komen met Wachner via j.wachner@minjenv.nl.


Truc of maatwerk? Gedragsinterventie in de praktijk

“Om menselijk gedrag te veranderen, moet je het eerst begrijpen.” Dat onderstrepen Kaj Bots en Rona van der Dussen. Beiden werken als gedragspsycholoog bij het onderzoeksbureau Dijksterhuis en van Baaren.



Ooit voortgekomen uit de Radboud Universiteit Nijmegen, heeft het bureau als doel maatschappelijke problemen aan te pakken door middel van gedragsverandering op een wetenschappelijke onderbouwde en resultaatgerichte wijze.

Veel organisaties willen het gedrag van hun doelgroep veranderen. Maar daarvoor is begrip van waar de weerstand tegen de verandering zit heel belangrijk. Voordat aan de oplossing kan worden gewerkt is het dus eerst zaak te analyseren wat het probleem is en hoe dat in elkaar steekt. Dit illustreert de verschillende visies op de SIRE video die vertoont wordt. Eerst zien we beelden van oorlogsoperaties waar hulpverleners groot respect krijgen en daarna ambulancepersoneel dat bekogeld wordt door aggressieve omstanders. De makers zijn uit op bewustwording van asociaal gedrag. Maar wat zo’n video ook kan doen is het verkeerde gedrag laten zien en bij de kijker het idee opwekken dat dit op grote schaal voorkomt, terwijl dat niet persé het geval hoeft te zijn.


Behaviour Change Model

De vraag bij gedragsverandering is dus: Wat werkt en wat werkt niet? In hun wetenschappelijke onderzoek maken ze hiervoor gebruik van het Behaviour Change model, waar we al snel zien dat zeker 3 van de 6 stappen alleen al zijn gericht op het eerst begrijpen en analyseren van het huidige gedrag. De acties en interventies komen daarna pas. Ze gebruiken voor het analyseren de volgende gedragsbepalers, ook wel de ACDR-methode:

  • Architecture: De omgeving en context
  • Competence: Kennis en vaardigheden
  • Drivers: Motieven die aanzetten tot gewenst gedrag
  • Resistance: Weerstand die gewenst gedrag tegenhouden


Drivers en motieven

Langs deze checklist leggen de deelnemers vervolgens in kleine groepen het vraagstuk van vrijwillige terugkeer om te begrijpen welke zaken daar spelen. Bij Architecture kun je denken aan de inrichting van spreekkamers, de belangenbehartigers en vrijwilligers die de vreemdelingen spreken in Nederland of juist de sociale omgeving uit het land van herkomst. Ook de wet- en regelgeving en de manier waarop reisdocumenten kunnen worden verkregen vallen hieronder.

Bij kennis gaat het vervolgens om het inzicht van de mensen in het proces en de vaardigheden die zij hebben om hun terugkeer te realiseren. Ook beheersing van bijvoorbeeld de Nederlandse of Engelse taal, het vertrouwen in het eigen kunnen en de financïele middelen om terug te keren naar het land van herkomst en daar een nieuw bestaan op te bouwen spelen hier mee.

Bij drivers en motieven wordt het duidelijk wat conflicteert bij onze doelgroep om na te denken over terugkeer en er ook actie op te ondernemen. Uitzichtloosheid, familie-omstandigheden, verbondenheid met de cultuur in het land van herkomst, de duur van verblijf in Nederland, schuld en schaamte, onzekerheid en de al geïnvesteerde tijd, moeite en geld bepalen hier het gedrag in grote mate. En hoe staan ze tegenover de boodschapper, de regievoerder die de Nederlandse overheid vertegenwoordigt?

Kwestie van maatwerk

Concreter kijken we naar de ‘no shows’; mensen die niet komen opdagen bij een terugkeergesprek. Met name de vorm van uitnodigen via een brief blijkt bij de analyse een belangrijke rol te kunnen spelen: een regievoerder geeft aan dat die brieven in het asielzoekerscentrum op een stapel komt in het postvakje van de mensen, waar soms ook nog boetes liggen. De weerstand om post open te maken wordt dan steeds hoger. Ook de taal, het taalniveau, de lay-out en het gebrek aan het vermelde belang voor de vreemdeling (what’s in it for them?), blijken in de discussie belangrijke factoren. Net als de aannames en vooroordelen die worden blootgelegd. “Een no-show impliceert niet altijd het gebrek aan motivatie bij de vreemdeling. Er kunnen ook andere oorzaken zijn.”

Kortom: is voor het verkrijgen van het gewenst gedrag een trucje of maatwerk nodig? De gedragsinterventie die de Sociale Dienst bij WW’ers toepaste bij hun uitnodigingen gaf dat mooi aan. Na het introduceren van een andere vorm van het contact (eerst telefonisch met een beknopt belscript), duidelijke taal in een vernieuwde brief en een bijlage met het aanbod van de WW-dienstverlening was het effect een verlaagde no-show bij een bepaald doelgroep. Maar het werkte niet voor iedereen. Bots conclusie: “Het werk bij de DT&V is ontzettend complex. Uiteindelijk is elke doelgroep anders en is het altijd belangrijk te weten wat er speelt, dus het blijft altijd een kwestie van maatwerk.”

Ga terug