Sessie | Mentaal kapitaal

Schoolstress neemt toe, maar kan minder

Een kind dat zich veilig en goed voelt, leert beter en sneller. Schoolstress is een oorzaak van verzuim en uitval. Het onderzoek ‘Mentaal kapitaal’ dook in de oorzaken van die stress bij jongeren en hoe je die kunt wegnemen. Meer aandacht voor de jongere en diens leefwereld, betrokkenheid van ouders en passender onderwijs zijn belangrijke methoden.

In 2022 waren er 49.157 gevallen van relatief verzuim in het voortgezet onderwijs. De helft van de leerlingen ervaart stress door school en een derde voelt prestatiedruk, zo laat onderzoek over de periode 2019-2021 zien. Op het vwo is dat hoger dan op het vmbo. In een gezamenlijk onderzoek van de Universiteit Utrecht, Hogeschool Utrecht en het Trimbos Instituut werden onderzoeken bestudeerd, praktijkdata verzameld en jongeren en ouders om hun ervaringen gevraagd.

De stressfactoren werden opgedeeld naar categorieën: het kind (zelfbeeld, verwachtingen ouders), de school (ondersteuning, aandacht, onderwijsaanbod), klasgenoten en vrienden (sfeer, discriminatie, leeropvatting) en de samenleving (prestatiemaatschappij).

Depressieboek

Een leerprobleem dat niet wordt gezien/erkend. Geen aansluiting bij de groep. Aannames van de leraar. Ouders die scheiden. Lage verwachtingen bij een beperking. Of juist hoge op het vwo. Stapelende didactiek in plaats van top-down onderwijs. Onder stress schuilen vele oorzaken.

Schrijnend is het voorbeeld van Geert-Henk. “Voor het vak maatschappelijke vorming moest ik een levensvisieboek maken. Ik noemde het levensdepressieboek, want ik had veel depressies. Nadat ik het inleverde, zei de leraar dat je als jongere niet zo hoort te denken. En mijn cijfer werd online gezet. Er werd verder niets mee gedaan.”

Klik met de mentor

De opties om mentaal kapitaal te vergroten zijn algemener en pareren meerdere factoren. Op school helpt het wanneer minder en anders wordt getoetst. Maar ook: meer aandacht voor talenten en interesses. En voor de jongere zelf, onder andere van een mentor met wie een klik is. Jongeren willen een regievoerder wanneer ze met meerdere hulpverleners te maken hebben, zodat de lijnen korter worden. Zeker als de wisselingen groot zijn.

Vooroordelen over diagnoses moeten bestreden worden (iemand die blind is, is niet minderbegaafd). De klas moet veilig en fijn voelen. Onderwijzend personeel zou zich meer mogen verplaatsen in de leefwereld van jongeren en hen serieus nemen. Jongeren willen meer verantwoordelijkheid krijgen en meer maatwerk.

Met zo’n fundament is er minder aanleiding voor verzuim.

Sessie | On the Frontline for Attendance

Schoolaanwezigheidsteams in de frontlinie

Het internationale onderzoeksproject ‘On the Frontline for Attendance’ (OFTA) gaat datagedreven workshops geven aan Schoolaanwezigheidsteams (SAT’s). Binnen OFTA werken onderzoekers uit Duitsland, Noorwegen, de VS en Nederland samen aan een preventieve aanpak om schoolaanwezigheid te bevorderen en daarmee schooluitval te voorkomen. Vanuit Nederland zijn onderwijsexpertisecentrum De Berkenschutse en Tilburg University bij dit onderzoek betrokken.

GZ-psycholoog en onderzoeker Evelyne Karel van de Berkenschutse: “In onze preventieve aanpak om aanwezigheid op scholen te bevorderen willen we onderzoeken of speciale Schoolaanwezigheidsteams met behulp van data het verschil kunnen gaan maken.” Deze teams zouden per school moeten bestaan uit een schoolleider, een gedragsspecialist, een leerspecialist en een data-analist. “Waarbij de data-analist bijvoorbeeld ook de docent wiskunde kan zijn.”

Kosteloze deelname

Deze Schoolaanwezigheidsteams voor scholen in het PO en VO worden door het internationale onderzoeksteam bepaald niet in het diepe gegooid. Evelyne: “We bieden vijf workshops aan van drieënhalf uur, waarin wij up to date kennis en middelen geven om met schoolaanwezigheid aan de slag te gaan. Met deze kennis, met gebruik van data en bewezen interventies, kunnen deze teams op hun scholen een op maat gemaakte aanpak op aanwezigheid ontwikkelen.”

In januari 2024 gaan de eerste acht scholen van start. Zij kunnen kosteloos deelnemen aan het project. Waarbij Evelyne benadrukt dat het nog om een haalbaarheidsstudie gaat: “Voordat we dit groot gaan uitrollen willen we eerst uitzoeken of deze aanpak en methode haalbaar en implementeerbaar zijn voor scholen. Want we vragen best veel van ze, qua tijdsinvestering.”

Mail voor meer informatie.

Sessie | Waarom worden hoogbegaafden thuiszitters?

Vroegsignalering hoogbegaafdheid voorkomt trauma

Ontwikkelingsgericht onderwijs is goed voor elk kind, maar voorkomt vooral een hoop ellende bij hoogbegaafde kinderen. Willy de Heer van Kenniscentrum Makkelijk Lerenden weet dat uit haar onderzoeken. Hoe intelligenter het kind, des te vaker het uitvalt op school. Hoogbegaafde kinderen krijgen vaker (mis)diagnoses, hebben meer behoefte aan zorg en hebben meer en ernstigere problemen. “Dit is heel erg zorgelijk.”

Lagen wegscheppen

Negen van de tien hoogbegaafde thuiszitters hadden geen passend aanbod op school. “Als je kinderen te lang in een situatie laat zitten die niet passend is, gaan ze zoveel problemen krijgen dat je bijna niet meer boven tafel krijgt dat een kind hoogbegaafd is. Dan moet je eerst lagen wegscheppen tot je bij de kern van het probleem komt. Dat is zonde.”

Preventie is volgens Willy enorm belangrijk. Vanaf groep 1, of het consultatiebureau, kan gaan opvallen dat een kind een ontwikkelingsvoorsprong of een andere onderwijsbehoefte heeft. “Speel hierop in.” Zij ziet een kloof tussen theorie – dat wat scholen beloven aan te bieden – en praktijk. “Laten wij kinderen niet het deksel op het hoofd doen en passende stappen nemen.” En dan gaat het niet alleen om de cognitieve leerbehoefte, maar ook om sociale en emotionele ondersteuning en begeleiding.

Ontwikkelingsgericht

Vaak weten leraren niet hoe. Tijdens de opleiding wordt toekomstige leraren verteld dat zij passend onderwijs moeten gaan bieden, maar zij krijgen niet de kennis (basis- en vergaande) om dit te doen. “Het doet mij echt pijn dat door een gebrek aan kennis, inzicht en begrip gezonde jonge mensen beschadigd raken.”

Willy’s droom is het onderwijs niet op leeftijd, maar ontwikkelingsgericht in te delen. “Dan hoeven we al die plakkertjes – ADHD, autisme, hoogbegaafdheid – niet te plakken. Dit zorgt ervoor dat ieder kind in een goede omgeving terechtkomt.”

Met een kerncurriculum kunnen kinderen in hun eigen tempo (langzamer, gemiddeld of sneller) door het onderwijs gaan. Zij zitten wel in groepen, maar niet per se met leeftijdsgenootjes. Zo kun je iedereen bieden wat nodig is. Hebben leerlingen tijd over? Dan kunnen ze een eigen project opstarten of muziek maken. Willy: “Persoonlijke ontwikkeling is ook belangrijk en de belangen van het kind moeten centraal staan.”

Sessie | Wat motiveert jongeren

Gezien worden tijdens goede, nuttige lessen

Voor je ouders. Of omdat anders de docent alleen in de klas zit. Vooral 18-minners voelen weinig behoefte van zichzelf om naar school te gaan. Zo blijkt uit gesprekken die Bureau Coen voerde met 289 jongeren door heel Nederland.

‘Omdat het moet’, is bij tieners tot 18 jaar nog vooral motivator om naar school te gaan. Ook al is de vanzelfsprekendheid van autoriteit en verplichtingen bij de huidige generatie heel anders is dan bij hun ouders (de boomers en pragmatici) of grootouders (de babyboomers). Zij stellen al kritischer vragen, waar ouders niet zo over nadachten.

Skippen

De jonge groep weet dat er wordt gespijbeld en dat daarop een straf staat. Ze vindt dat logisch. Op de vervolgopleiding verandert dat, doordat ze zeker op grote scholen anoniemer zijn in het systeem en meer verantwoordelijkheden krijgen. Spijbelen heet nu ‘een les missen’. Ze moeten zich registreren via een app, maar worden pas alert wanneer er een brief komt dat ze er te vaak niet zijn. Met die grenzen gaan ze calculerend om – ‘Ik kan nog één les skippen’. De leerplicht is minder een boeman.

Factoren voor afwezigheid zijn:

  • Afstand naar en bereikbaarheid van school;
  • De grootte van de school (op een kleine school word je gezien);
  • Praktijklessen maken aanwezigheid meer duidelijk, maar voelen ook ‘nuttiger’;

Meerderejaars hebben al geïnvesteerd in hun opleiding en voelen meer eigenbelang om examens te halen. ‘Voor een baan, om zelf geld te verdienen’.

Als een sportschool

Je bent niet afwezig om het afwezig zijn, schetst Renée van Boekel van Bureau Coen. “Het is net als de sportschool: wanneer je vaker niet gaat, wordt de drempel om wél te gaan steeds groter. Als je dan ook nog een brief ontvangt, krijg je bevestiging van het gevoel dat ‘het toch al slecht gaat’.”

Straffen werkt bij deze generatie niet zo, eerder demotiverend. Een systeem zonder straffen kunnen jongeren zich echter niet voorstellen. Werkt belonen? Jongeren geven aan dat het niet nodig is. Dat het óók als straf ervaren kan worden wanneer je geen beloning krijgt. Aantrekkelijke, ‘nuttige’ lessen werken beter. Maar ook sociale binding: een introductieweek, vriendenkring. Het gevoel dat je gemist wordt. En praktisch: goede aansluiting van lessen op elkaar. En op het OV.

Wat ga jij nu doen?

‘Meer verbindingen, ander narratief’

“We doen het in Lelystad best goed, maar we zijn nog lang niet klaar. We kunnen bijvoorbeeld meer verbindingen aangaan met netwerken, directeuren, enzovoorts. En we kunnen naar een ander narratief kijken: ‘Ieder kind telt en verdient kansen’. In Lelystad organiseren we werkateliers. Ik doe dit met het thema ‘leren en ontwikkelen’. Ik zie nu hoe bepalend schoolaanwezigheid doorwerkt. Een ander aandachtspunt is ouderbetrokkenheid. Daar ga ik ook meer mee doen.”

Lobke de Roon, beleidsadviseur gemeente Lelystad

Wat vind jij van deze stelling?

‘Een volgsysteem maakt zichtbaarder’

Arjan Lambert (l.) en Judith Beintema

Partijen die hun handen aftrekken van een leerling in problemen. Het komt te vaak voor. Arjan Lambert van SWV Brabantse Wal en Judith Beintema van Landstede MBO spreken elkaar over de stelling: Gebrekkige ketensamenwerking en -verantwoordelijkheid maakt dat veel kinderen uit het zicht verdwijnen.

Arjan: “Dat is in elk geval niet hoe het bij ons gaat. In onze regio doen we het namelijk heel erg mét elkaar. En ook toekomstgericht. Er is een brede werkgroep geformeerd, met vertegenwoordigers uit allerlei hoeken. Doel is dat we komende vier jaar samen met aanwezigheid aan de slag gaan.”

Judith: “Voor onze regio geldt hetzelfde. Wij zetten bijvoorbeeld heel erg in op een soepele overstap van het lager beroepsonderwijs en voortgezet onderwijs naar het middelbaar beroepsonderwijs. Ter voorkoming van uitval. Dat doen we met het ‘Paspoort voor succes’. Leerlingen geven daarin aan waar ze goed in zijn, wat ze leuk vinden, waar ze hulp bij nodig hebben. Dat paspoort ontwikkelen ze samen met hun ouders, medeleerlingen en een mentor. Zodra ze bij ons komen, krijgen we via dat paspoort al volop informatie over hun mogelijke ondersteuningsbehoeften.”

Arjan: “En hoe wordt dat dan gebruikt om jullie onderwijs beter vorm te geven? En om leerlingen langer binnenboord te houden?”

Judith: “Op klassenniveau weten we bijvoorbeeld al bij de intake: ‘In deze groep komen straks vier ADHD’ers. Kunnen we dat anders organiseren?’ Of: ‘In deze groep zit iemand met een rolstoel. Laten we de lessen daarom zoveel mogelijk op de benedenverdieping geven’. Zo houden we iedereen beter binnenboord.”

Arjan: “Dat klinkt als een mooi instrument. Misschien is het ook wel bruikbaar voor de overgang van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs.”

Judith: “Daar geloof ik heilig in. Het scheelt zoveel als we bij binnenkomst al weten waar de talenten van leerlingen liggen en waar ze ondersteuning bij nodig hebben.”

Arjan: “Ik zie het ook wel als een soort volgsysteem, als ik jou zo hoor. Je maakt iemands ontwikkeling zichtbaar. Het is ook een manier om doelen kleiner te maken en tussentijdse stappen te vieren. En je haalt er nog veel informatie uit ook, om jouw onderwijs beter voor iedereen te maken. Ik denk echt dat wij hier in Brabant ook eens goed naar moeten kijken.”

Bronvermelding

Ga naar de inhoud