Sessie | Alle thuiszitters in beeld

‘Met nieuw wetsvoorstel meer zicht op aantallen’

Het ministerie van Onderwijs heeft geen zicht op het aantal kinderen dat is uitgevallen, door het ministerie ‘thuiszitters’ genoemd. Daarom is in het nieuwe wetsvoorstel terugdringen verzuim ‘aanwezigheid’ als uitgangspunt genomen en wordt er geen onderscheid meer gemaakt tussen geoorloofd en ongeoorloofd verzuim. Marga de Weerd, projectleider data en onderzoek bij Ingrado: “Daardoor komt er beter zicht op kinderen die langdurig geen onderwijs volgen.”

Door scholen zelf

Het ministerie van OCW spreekt van absoluut verzuim van leerplichtige kinderen zonder schoolinschrijving, langdurig relatief verzuim of een leerling is minstens vier aaneengesloten schoolweken afwezig. Marga: “Vanaf 2014 worden de jaarlijkse verzuimcijfers door gemeenten via DUO naar het ministerie van OCW gestuurd. Kwetsbaar in het proces is dat die cijfers bij gemeenten worden aangeleverd door de scholen zelf.”

Tot 2018/2019 steeg het absoluut verzuim. In de coronajaren was er een dip, omdat scholen minder zicht hadden op verzuim, maar in 2021/2022 is er weer een enorme stijging van absoluut verzuim te zien. “Dat kwam vooral doordat Oekraïense jongeren niet naar school gingen. Het ministerie schaarde deze cijfers ook onder uitvallers, en het aantal werd daarmee dus fors hoger”, zegt Marga.

Kritiek

Er is veel kritiek op deze cijfers. “Veel mensen vinden dat je het aantal vrijstellingen 5a – kinderen die door een fysieke of psychische aandoening niet aan onderwijs kunnen deelnemen – ook onder thuiszitters moet scharen. Daarnaast komt keer op keer uit onderzoek naar voren dat ongeoorloofd verzuim vaak te laat wordt gemeld door scholen. Soms worden cijfers ook bewust anders aangeleverd. En scholen geven aan dat ze een leerling die langdurig afwezig is niet steeds opnieuw melden bij leerplicht. Ruim 40 procent van de gemeenten wijkt daardoor af van de DUO-definitie van Langdurig Relatief Verzuim (LRV).”

Van SAS naar MAS

Vanaf 2017 zien we de transitie van SAS naar MAS: van strafrechtelijke naar methodische aanpak schoolverzuim. Uitgangspunt: heeft dit kind zorg nodig, waardoor het toch naar school kan? Marga: “Daardoor is men anders gaan kijken naar cijfers en het belang ervan. Veel leerplichtorganisaties maken de stap van leerplicht naar leerrecht. Ook voor kinderen die geen onderwijs krijgen of geoorloofd thuiszitten. Leerplichtinstanties vinden dat ‘geoorloofde thuiszitters’ (vanwege ziekte) ook meegenomen moeten worden in de cijfers over thuiszitters. En terecht: er zijn maar liefst tien keer zoveel meldingen van geoorloofd verzuim, als van ongeoorloofd verzuim. Alleen krijgt OCW daarvan dus geen cijfers binnen.”

Sessie | Samen het belang onderschrijven in Rotterdam

Van weerstand naar energie

Ineens moesten de Rotterdamse leerplichtambtenaren en RMC-consulenten zich niet meer op schoolafwezigheid richten maar op preventie. En dat langs vijf nieuwe actielijnen. Ze kregen veel voor de kiezen. De afdeling Toezicht en Handhaving werd omgedoopt in Leerrecht & Ondersteuning en er kwamen elf nieuwe medewerkers bij op een totaal van 98 fte.

Terug naar de tekentafel

Beleidsadviseur Mijke Wilthagen merkte meteen dat er veel weerstand was onder haar medewerkers. “We gingen daarom met het MT in gesprek en besloten de stekker eruit te trekken. ‘Laten we opnieuw beginnen en eerst draagvlak verzamelen’, was de gedachte.”

Het MT en een groep ambtenaren van beleid gingen daarvoor terug naar de tekentafel. Mijke: “Met elkaar gingen wij in gesprek over vragen als: Waarom doen we dit werk? Waar moeten wij van zijn? Dat leidde tot een conceptvisie en een missie die we tijdens een afdelingsdag hebben voorgelegd aan alle medewerkers en waarbij we ook om hun input vroegen.”

Van iedereen

Diezelfde medewerkers kregen die middag tekst en uitleg over het piramidemodel MD-MTSS en het aanwezigheidsdenken ter preventie van schooluitval. Vervolgens kon iedereen aangeven wat de afdeling nu al per piramideniveau doet, welke acties zij per laag nog extra kunnen doen en waarmee de afdeling beter kan stoppen. Mijke: “Vervolgens hebben we twee werkgroepen geformeerd die met deze uitkomsten verder zijn gegaan: een groene en een geel/rode werkgroep. Zij hebben voor de zomer van 2023 per niveau een aantal adviezen aan het MT gepresenteerd, die vervolgens op 25 september met de hele afdeling zijn gedeeld.”

Het resultaat is positief, blikt Mijke op het proces terug. “Er zit meer energie op het onderwerp. Er zijn nog wel veel vragen bij medewerkers, maar er is minder weerstand. Er is echt een ander gevoel en meer draagvlak. Het is niet meer alleen van de top. De verandering is nu een beetje van iedereen geworden.”

Sessie | Unveiling insights from the US

Adviezen uit de VS

Een duidelijke registratie en aanpak van schoolafwezigheid heeft in de VS tot meer aanwezigheid, betrokkenheid en participatie van studenten geleid. Zo blijkt uit het onderzoek ‘Unveiling insights from the US: harnessing the power of school attendance data’ van Patricia Graczyk van de universiteit van Illinois. Ze baseert zich op het MD-MTSS raamwerk. De piramide werkt met drie niveaus. (Lees hierover haar keynote).

Door niet de individuele gevallen maar de complete groep afwezigen te bekijken, kan er beter maatwerk worden geleverd. Welke uitkomsten uit het onderzoek zijn toepasbaar op de Nederlandse praktijk? Zes conclusies uitgelicht:

Sessie | De kers op de taart

Databank vol interventies, doe er je voordeel mee

Erkende interventies spelen een belangrijke rol binnen een schoolbrede aanpak om schoolaanwezigheid te versterken. In de databank ‘Effectieve jeugdinterventies’ van het NJi vind je zo’n 235 interventies, waarvan een derde binnen het onderwijs kan worden uitgevoerd. Hoe kun je deze kennis inzetten en hoe kies je voor een passende interventie?

De databank blijkt nog grotendeels onbekend. Ike van Schoor van het NJi: “Dat is jammer, want er staan veel praktische onderzoeken in die je kunt gebruiken voor je onderwijs. We willen hiermee als NJi graag het effectief werken versterken en een lerende beweging binnen onderwijs en zorg op gang brengen.” Hoe werkt de databank precies? Ike: “Het gemakkelijkst is om te starten bij het overzicht van alle interventies. Daar zie je in één oogopslag welke interventie een oplossing is voor welke vragen en problemen. En wat de mate van preventie en behandeling is.”

Goed onderbouwd

Per interventie zie je vervolgens wat de interventie behelst, voor welke leeftijds- en doelgroep de interventie bedoeld is, met wie je contact kunt opnemen en in hoeverre het onderzoek bewezen effectief is. “Ruim 229 interventies zijn goed onderbouwd, vijf zijn er zelfs zeer effectief gebleken”, vertelt Ike. De databank toont tegelijkertijd ook aan dat er nog maar weinig onderzoek is gedaan naar voortijdig schoolverlaten. Er staan hierover slechts vijf onderzoeken in de databank. Een goed onderbouwde interventie is School2care.

Ike: “Maar veel aanpakken zijn nog onbekend en verdienen het om onderzocht te worden op effectiviteit. De oproep van het NRO aan het veld om mee te denken over een nieuwe themapagina over schoolafwezigheid sluit hier dus uitstekend bij aan. De kennis van de praktijk hebben we echt nodig.”

Oproep NRO

Wil je meedenken met de themapagina schoolafwezigheid op de site Onderwijskennis.nl? Wat zijn werkende aanpakken over schoolaanwezigheid? Welke knelpunten kom je tegen en zijn er speciale onderwerpen die je terug wilt zien? Neem dan contact op met Digna van den Broek: d.vandenbroek@nwo.nl.

Sessie | Acht werkzame mechanismen in de begeleiding van mbo-studenten

8x hoe het moet op het mbo

Hoe zorg je voor een integrale aanpak om schooluitval op het mbo te voorkomen? Dat onderzocht een aantal grote ROC’s uit heel Nederland. Acht elementen die werken:

1. Creëer een vertrouwde en veilige omgeving

  • Heet studenten persoonlijk welkom;
  • Laat ze in kleine groepjes samenwerken;
  • Onderhoud goed contact met ouders;
  • Werk aan je pedagogisch vakmanschap.

2. Maak persoonlijk verbinding

  • Wees aanwezig, opmerkzaam en bied steun;
  • Onderneem gezamenlijke, leuke activiteiten;
  • Noem een student bij de naam in de gang en luister als hij iets persoonlijks vertelt.

3. Benader leerlingen op positieve wijze

  • Vertel studenten wat ze goed doen en dat je dat waardeert;
  • Heb hoge en heldere verwachtingen;
  • Zet humor in en heb een positieve grondhouding: voor elk probleem een oplossing;
  • Gebruik: het is ‘nog’ niet gelukt.

4. Normaliseer de hulpvraag

  • Heb ook contact als er geen hulpvraag is;
  • Bel gelijk als een student er niet is;
  • Pak ook kleine vragen op;
  • Zie je dat iets niet goed gaat, besteed er onmiddellijk aandacht aan.

5. Zet aan tot eigen regie

  • Zorg voor motiverende onderwijs- of spelvormen;
  • Moedig de student aan een eigen mening te hebben, ook als deze afwijkt;
  • Gebruik: ‘Ik stel jullie voor’. In plaats van: ‘Jullie moeten’.

6. Laat studenten leren in een realistische context

  • Werk met realistische rollen (opdrachtgever, uitvoerder, werknemer);
  • Geef autonomie bij stages;
  • Student en organisatie moeten elkaar kennen.

7. Werk samen binnen en buiten de instelling

  • Bespreek met regelmaat samen het doel;
  • Heb duidelijke verwachtingen en een heldere taakverdeling;
  • Zorg voor vaste contactmomenten in de week.

8. Blijf leren als organisatie

  • Maak leren belangrijk;
  • Blijf het gesprek voeren over wat goed gaat en beter kan;
  • Voer dat gesprek met regelmaat, niet alleen als er iets te leren valt.

Meer weten? Lees:

  • Maslow: Hierarchy of needs
  • Slavich: Social safety theory
  • Baart: Presentiebenadering
  • White & Schunk: Help seeking model
  • Deci & Ryan en Strayhorn: Zelfdeterminatie
  • Brown: Sense of belonging
Wat ga jij nu doen?

‘Toon lef en sta op!’

“In onze kleine organisatie krijgen we veel ruimte en de lijntjes zijn kort. Dat waardeer ik na deze bijeenkomst weer extra, want dat is niet vanzelfsprekend. Voor wie weleens tegenstand ervaart, hoorde ik een mooie quote: ‘Jij moet gewoon lef tonen en opstaan. Doe het maar.’ Wat ik zelf anders ga doen? Me nog meer richten op vertrouwen. Tussen ons, ouders en leerlingen. Ik heb er meestal wel vertrouwen in dat het goedkomt, maar ik spreek dat niet altijd uit. Van ervaringsdeskundigen hoorde ik hoe belangrijk dat is. Dat ga ik maandag dus gelijk in de praktijk brengen.”

Manon Franzen, Steunpunt Onderwijs Noord

Manon Franzen, Steunpunt Onderwijs Noord
Wat vind jij van deze stelling?

‘Ouders betrekken bespaart uitval’

Mike de Kievit (l.) en Marjolein Mewe

In contact en communicatie tussen school en ouders gaat weleens wat mis. Terwijl de rol van ouders cruciaal is. Marjolein Mewe, moeder van een zoon die uit het onderwijs viel, en Mike de Kievit, leerrechtambtenaar in Rotterdam, praten over de stelling: De rol van ouder moet van ‘risicofactor’ naar ‘eerste professional’.

Marjolein: “Absoluut waar. De ouder is degene die het kind de hele dag meemaakt. Als een kind niet veilig opgroeit, komt het er thuis uit. Als leraar heb je niet zicht op alles.”

Mike: “Betrek inderdaad ouders en neem ze serieus. Zij kennen hun kind het beste. Uit onderzoek blijkt dat ouderbetrokkenheid tientallen procenten kan schelen in uitval. Neem signalen van ouders serieus.”

Marjolein: “Als een ouder zegt dat een kind hoogbegaafd is, is dat ergens op gebaseerd. Dat zegt een ouder niet voor niets. Vertrouw ze.”

Mike: “Het gebeurt zelfs dat we als leerrechtambtenaar een lans moeten breken voor ouders. Als leek kan ik in een gesprek van anderhalf uur geen diagnose stellen, maar wel het belang van de rol van ouders duidelijk maken aan school. Het laatste decennium zijn ouders mondiger geworden. Misschien zijn schoolfunctionarissen bang daarvoor. Zodra school te terughoudend is in contact met de ouders en met de hakken in het zand gaat, zeg ik: ‘Betrek ze en hoor hun verhaal even aan’.”

Marjolein: “Je hoort wel eens over ‘lastige ouders’. Feit is dat er in tien jaar veel ontwikkelingen zijn geweest en het onderwijs complex is geworden. Als ouder móét je sterker in je schoenen staan.”

Mike: “Vanuit mijn rol kan ik ervoor zorgen dat de rol van de ouder op een goede manier geadresseerd wordt op school. Ik ben actief op mbo’s en daar worden ouders veel minder betrokken dan in het PO en VO. Ik merk dat betrokkenheid wel kan helpen.”

Marjolein: “Maar waar zijn de ouders op dit congres? Laat hen er wezenlijk onderdeel van zijn. Het is een vastgeroest patroon dat de leraar status van expert heeft. Die moet lef hebben om te zeggen dat-ie niet alles weet. In een gesprek wil ik als ouder het vervolgens over de inhoud hebben, niet het proces.”

Mike: “Misschien moet er in opleiding van leraren meer aandacht komen voor gespreksvoering met ouders. Als je alleen in de docentenkamer met collega’s gesprekken voert, ontwikkel je een tunnelvisie.”

Bronvermelding

Ga naar de inhoud