Basiskwaliteit Natuur

In het landelijk gebied

Tweederde van het grondgebruik in Nederland is agrarisch. Hoe stimuleer je boeren om biodiversiteit te vergroten?

‘Zolang natuur geen economische waarde heeft, wordt het lastig’

“De vereniging BoerenNatuur bestaat uit veertig agrarische collectieven en elfduizend boeren. Die streven allemaal naar meer natuurinclusieve landbouw. De vraag is niet óf het nodig is, maar hoe we het realiseren.” Dat zegt Alex Datema, boer en voorzitter van BoerenNatuur. Een pleidooi voor samenwerking en andere waarden.

“Al twintig jaar roepen we als maatschappij dat het anders moet, maar er verandert niets. Hoe komt dat? We wijzen steeds naar de boer, maar die is slechts onderdeel van het probleem. Want is niet het héle landbouwsysteem het probleem? Of specifieker: het huidige voedselsysteem? Of de inrichting van onze maatschappij? Het is in onze samenleving nog steeds zo dat een boom pas waarde krijgt als je hem omzaagt. Zolang natuur geen economische waarde heeft, wordt het heel lastig voor een boer om er iets mee te doen. Er is dus een fundamentele verandering in de keten nodig. De burger kan daarbij helpen, door bijvoorbeeld biologische producten te kiezen in de winkel. Maar vooral de overheid moet bereid zijn om te investeren. En dat gebeurt nu te weinig.”

Keuzevrijheid

“Wat helpt nog meer? Breng nieuwe, andere waarden aan. Vroeger was ik trots op mijn koeien, nu op hoe m’n grasland erbij ligt. Dat is een ander soort trots. Natuurinclusieve landbouw moet voor een boer waardevol zijn omdat het voelt als iets goeds, omdat hij er waardering voor krijgt én hij er geld mee verdient. Als iedere boer een klein stapje zet, zorgt dat al voor enorme vooruitgang. Daarbij is draagvlak essentieel. Een boer moet de keuzevrijheid hebben hoe doelen te bereiken. We brengen als BoerenNatuur boeren samen, zodat ze van elkaar kunnen leren. Maar de grootste winst zit in het samenwerken met andere partijen, overheden en ngo’s. Boeren kunnen het niet alleen.”

Eline Ringelberg

‘Zonder natuur kunnen én willen we niet boeren’

Op boerderij de Kloostertuin in Groningen werken ze sinds 12 jaar steeds meer natuurinclusief. Boerin Eline Ringelberg over de transitie van het controlemodel naar het adaptatiemodel. Een zoektocht naar meer biodiversiteit op een gangbaar akkerbouwbedrijf.

“Er zijn mensen die willen dat we het land indelen in landbouw en natuur. Dan kan natuur beter worden beschermd en kan landbouw zijn gang gaan. Maar dan gaat er veel verloren”, zegt Eline Ringelberg, boerin en projectleider Landbouw bij Urgenda. “Zonder natuur kunnen en willen we niet boeren.”
Op de boerderij verbouwt ze met haar partner aardappelen, suikerbieten en granen. Op het boerenland zagen ze de patrijzen en veldleeuweriken afnemen. Reden om de bedrijfsvoering tegen het licht te houden. “We gaan weg van het controlemodel en werken toe naar een adaptatiemodel, waarbij we natuurlijke processen de kans geven om evenwicht terug te vinden.”

Natuurlijke plaagbestrijding

Daarbij zijn er drie grondbeginselen: minimale grondberoering, bodembedekking en gewasrotatie. Op de Kloostertuin doen ze vooral heel veel dingen níét meer. “We richten ons op het naar de zin maken van insecten. Er is een brede akkerrand middenin een perceel. Die blijft drie jaar liggen. Ook hebben we struiken gepoot waar dat enigszins kan. Als je vijf procent ruigte in gebied hebt, kun je vertrouwen op natuurlijke plaagbestrijding van luizen.”

Bemesting, onkruidbeheersing, gewasbeschermingsmiddelen; alles is anders. Samen met burgers leggen ze nu landschapselementen aan. “Individueel kunnen mensen het verschil maken. Als kiezer, als consument. Maar ook als leraar of boer. Wij doen wat wij doen. Steeds meer boeren zie ik dat doen.”

Jaap Dirkmaat

De bevrijding van het landschap

Ruilverkaveling van het Nederlandse boerenland heeft grote negatieve gevolgen gehad voor de biodiversiteit. In de Ooijpolder herstellen ze oude landschapselementen die door ruilverkaveling waren verdwenen. Met resultaat!

Na de Tweede Wereldoorlog daalde het aantal boerenpercelen van 30.000 naar zo’n 1.900. De reden? Ruilverkaveling. In totaal is een afstand van Amsterdam naar Teheran aan elzensingels gerooid, berekent Jaap Dirkmaat, directeur Vereniging Nederlands Cultuurlandschap. En dat heeft gevolgen. “Winterkoninkjes moeten van struik naar struik kunnen hoppen. Dat is verdwenen. En er zijn nauwelijks nog streekeigen kenmerken.”
In de Ooijpolder – aan de Waal ten oosten van Nijmegen – hebben ze de biodiversiteitsverarming door ruilverkaveling grotendeels teruggedraaid in het kader van landschapsherstel. Er zijn heggen aangelegd, plasdrassloten, bebloemde akkerranden, knotwilgrijen. Het gaat in totaal om 45 kilometer landschapselementen. Het gevolg is dat vogels terugkomen. Er zijn 22 vogels van de Rode Lijst gespot, die bij de nulmeting niet waren aangetroffen, vertelt Dirkmaat. Reguliere vogels zijn in veel grotere getale aanwezig.

30 jaar zekerheid

De geldlobby voor landschapsherstel was ‘taai’, aldus Dirkmaat. De boeren worden betaald voor de natuur op hun land. “Wij wilden boeren voor 30 jaar zekerheid bieden. En terwijl iedereen zei: dat willen ze niet voor zo’n lange periode, zeiden de boeren now we are talking. Die hebben liever zekerheid op de lange termijn.” Daarnaast was ook geld nodig voor het onderhoud.

Overigens zijn de landschapselementen die zijn teruggebracht niet in het bestemmingsplan veiliggesteld. Dirkmaat: “Als wij niet betalen, mogen de boeren het allemaal weer wegmaaien.”

De winst van gewasdiversiteit

Een hoge voedselproductie gaat samen met het vergroten van biodiversiteit. Dat stelt Wijnand Sukkel, onderzoeker bij Wageningen University & Research (WUR). Bijvoorbeeld door in stroken te telen.

Landbouwgrond heeft slechts een kleine biodiversiteit aan planten en dieren. Dat heeft zijn redenen. Zo wordt in Nederland gewerkt op percelen van vijf tot dertig hectare in een monocultuur. Daarbij worden zware machines gebruikt. Om de biodiversiteit te verbeteren red je het dan niet door akkerranden, bloem- en kruidenrijk te maken, stelt Wijnand Sukkel. “Tweederde van het grondgebruik in Nederland is agrarisch. Kijk je alleen maar naar de randjes, dan is het vijf procent van tweederde. Dat is te weinig.” Sleutels tot meer biodiversiteit zijn bodembeheer, gewasdiversiteit, niet-productieve (landschaps)elementen en nieuwe technologie.

Beschutting

Sukkel bespreekt ze allemaal in zijn sessie – zie daarvoor zijn complete bijdrage. Hier beperken we ons tot gewasdiversiteit. Voor veel dieren is het huidige oppervlak van een perceel met monocultuur te groot om te behappen. Bij verstoring door oogsten, zaaien, bemesting of gewasbescherming is er geen mogelijkheid om beschutting te vinden. Het gevolg: dieren sterven, of vermijden het landschap. Een oplossing is om in stroken te telen. Veertig biologische boeren experimenteren daar nu mee. “Een klein stukje verstoren heeft minder gevolgen voor de biodiversiteit”, constateert Sukkel. “Bij verstoring kunnen ze naar de strook toe die overeind blijft.”

Sowieso weten we al dat gewasdiversiteit positieve effecten heeft op de teelt, stelt Sukkel. “Gewassen gaan efficiënter om met licht, water en nutriënten, er zijn minder ziekten en plagen, de biodiversiteit stijgt, de bodemkwaliteit verbetert, er is minder erosie en de opbrengsten zijn groter.” Dat betekent wel meer werk voor boeren en daar komt de nieuwe technologie om de hoek kijken.