Wetenschappelijke onderbouwing
Hoe kom je tot een norm om Basiskwaliteit Natuur vast te stellen. Wat tel je mee? En wat niet?
Stikstofdepositie is de olifant in de kamer
Het gaat niet goed met de vogels in Nederland. Zelfs gewone soorten doen het slecht. Dat betekent dat we door een ondergrens zijn heen gezakt en dat een Basiskwaliteit Natuur ontbreekt, zegt Robert Kwak, programmaleider Basiskwaliteit Natuur en medeauteur van Vogels in hun domein. Maar hoe bepaal je die basiskwaliteit?
Daarvoor moet worden gekeken naar de randvoorwaarden waaronder soorten voorkomen. Dat zijn er drie: milieucondities, de inrichting van een gebied en het beheer/gebruik ervan. Dat noemt Kwak de basiskwaliteit vóór de natuur. Evenzeer belangrijk in de onderbouwing van het begrip is de daadwerkelijke aanwezigheid van soorten in een gebied: biodiversiteit als indicator ván de natuur.
Referentie vaststellen
Arnold van den Burg van de Stichting BioSFeer trapt af met een voordracht over landschapscondities. Welke condities bepalen de basiskwaliteit van een plek en kun je die vangen in een getal? En als dat getal er dan is, kun je het vervolgens vergelijken met de huidige situatie en dan toewerken naar de basiskwaliteit? Mooi daarbij is dat wat betreft bodem- en waterkwaliteit wetenschappelijk onderzocht is wat hiervoor bruikbare normen zijn.
Van den Burg maakt ook duidelijk dat het niet alléén om wetenschappelijk onderzoek gaat bij het vaststellen van de condities voor een Basiskwaliteit Natuur, maar vooral ook, en misschien zelfs meer nog, om maatschappelijke keuzes. Hoeveel strand sluit je af? Hoeveel natuurbos in een multifunctioneel bos is noodzakelijk voor een basiskwaliteit? Zulke vragen kunnen alleen in gezamenlijkheid worden beantwoord. De olifant in de kamer noemt hij aan het slot van zijn sessie: de stikstofdepositie. Met name daardoor is een Basiskwaliteit Natuur in Nederland op veel plekken ver weg. Op dat punt moet het fundamenteel anders in Nederland.
Meetprogramma voor vogels, vlinders én meer
Basiskwaliteit Natuur kun je onder meer bepalen aan de hand van de aanwezigheid van vogels en vlinders in een gebied. Die soorten zijn goed onderzocht in Nederland. De kwestie hierbij is: wat is de te hanteren norm? En wat ook speelt: moeten we niet veel meer soorten in kaart brengen bij het vaststellen van de Basiskwaliteit Natuur? Ja, zeiden de deelnemers.
Henk Sierdsema van Sovon Vogelonderzoek Nederland gaat in op hoe je aan plekken in het landschap de groepen vogels kunt koppelen die daarbij horen. Zo zijn er intussen voor het boek Vogels in hun domein 71 domeinen benoemd binnen zes hoofdlandschappen. Aan die domeinen, op een kaart gezet, is het gelukt om groepen vogels te koppelen, zogenaamde gildes. Dan volgt een keuze: welke referentie neem je om de gewenste kwantiteit te bepalen. Als die keuze is gemaakt, is het mogelijk te kijken of op die plek een Basiskwaliteit van de natuur aanwezig is. Daarna gaat het om maatregelen. Als bijvoorbeeld holenbroeders in een bebouwd gebied ontbreken, terwijl je ze wel verwacht, kun je kijken of er broedvoorzieningen aangebracht kunnen worden. Andersom kan je ook per vogel kijken: in welke domeinlandschappen komt die soort (nog) voor?
Wat is ‘normaal’?
Sierdsema benadrukt dus dat bij het opstellen van een benchmark een beredeneerde keuze belangrijk is. Ga je uit van wat ergens gemiddeld voorkomt aan vogels, van de tien beste plekken of van, bijvoorbeeld, het jaar 1950. Ook Michiel Wallis de Vries van de Vlinderstichting en SoortenNL stelt dit aan de orde onder verwijzing naar het bekende shifting baseline syndrome: de algemene soorten die je in je jeugd waarnam, gelden bij velen als het ‘normaal’. Hij vertelt dat intussen voor veel soorten nu 1990 als uitgangspunt is genomen bij het bepalen van de Basiskwaliteit, maar dat dat geen statisch gegeven zal zijn.
Onderwaterlandschap
Duidelijk wordt ook dat bij bepalen van een Basiskwaliteit een stevig meetprogramma nodig is voor méér dan alleen vogels en vlinders, waar al veel van bekend is. De deelnemers aan de deelsessie ondersteunen dat van harte: zij willen dat voor alle landschappen een zo breed mogelijke groep soorten wordt onderzocht, zo blijkt uit de polls. Belangrijk is ook, zo benadrukt Wallis de Vries, dat we de zee en het onderwaterlandschap niet vergeten. Met enige schroom brengt hij op het congres van Vogelbescherming naar voren: want misschien kunnen er dan weer oester- en mosselbanken groeien onder al die controversiële windturbines op zee.
Henk Sierdsema van Sovon Vogelonderzoek Nederland over het meten van vogels.
Michiel Wallis de Vries van de Vlinderstichting en SoortenNL over het meten van vlinders en meer.
Colofon
Dit e-zine is gemaakt in opdracht van Vogelbescherming Nederland door een team van Magazine on the Spot.